Passiva

Het eigen vermogen is verdeeld in algemene reserves (reserves met een bufferfunctie) en bestemmingsreserves.

De bestemmingsreserves worden onderverdeeld in:

• gebonden bestemmingsreserves
• reserves met een inkomensfunctie
• egalisatiereserves

De onttrekkingen en toevoegingen aan de reserves zijn per reserve opgenomen in bijlage II “Staat van reserves en voorzieningen”. Hierin staan tevens per reserve en voorziening de standen begin en eind 2021 aangegeven.

Algemene reserves

Reserves met een bufferfunctie
Per saldo zijn deze reserves toegenomen met € 5.407.000. Het betreft de Algemene reserve. Ter versterking van het weerstandsvermogen hebben diverse toevoegingen plaats gevonden, de grootste mutaties betreffen:

• Begrotingsoverschot € 1.029.000
• Bespaarde rente € 2.456.000
• Storting vanuit de algemene grondreserve conform Nota Reserves en voorzieningen € 1.696.000

Bestemmingsreserves
Gebonden bestemmingsreserves

De gebonden bestemmingsreserves zijn ten opzichte van de beginbalans met ongeveer € 10.400.000 toegenomen. Dit komt voornamelijk door de stortingen in de reserves als gevolg van de resultaatbestemming 2020;

• Reserve Regiodeal/Investeringsagenda € 4.000.000,
• Algemene Bestemmingsreserve € 4.398.000
• Reserve Jongeren Perspectieffonds € 400.000
• Reserve Zelfsluitende waterkering Arcen € 500.000

De reserve Innovatiebudget sociaal domein neemt toe met € 1.000.000 als gevolg van herijking sociaal beleid.

Reserves met een inkomensfunctie
Deze reserves zijn ten opzichte van de beginbalans toegenomen met ongeveer € 1.728.000. Dit is het gevolg van de mutatie in de Reserve Kapitaallasten Kazernekwartier € 1.728.000.

Egalisatiereserves
Deze reserves stijgen per 31 december 2021 ten opzichte van de beginbalans met ongeveer € 2.205.000.
dit betreft hoofdzakelijk toevoegingen in de:

• egalisatiereserve Middelen derden door substitutie € 250.000
• egalisatiereserve Mitigeren afval, riolen, woonlasten € 2.000.000 , betreft resultaatbestemming 2020.

Gerealiseerd resultaat
Het saldo van de baten en lasten over het boekjaar 2021 bedraagt € 31.077.000.
Voor een analyse van het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de jaarrekeningcijfers wordt verwezen naar  “Overzicht van baten en lasten in de jaarrekening en de toelichting”. De inhoudelijke analyses zijn in de programma’s opgenomen.

Het totaal van de voorzieningen stijgt met € 1.624..000.
Deze stijging is per saldo toe te wijzen aan een stijging van de voorziening Nadelig exploitatie resultaat Grondbedrijf €3.028.000 en door de stijging van de voorziening Functioneel Leeftijd Ontslag €1.335.000. Daarnaast een daling van de Onderhoudsvoorzieningen €450.000 en een daling van de voorziening Overige  per saldo van € 2.211.000. Dit betreft hoofdzakelijk de voorzieningen;

• Pensioenkosten Wethouders € 452.000
• Voorziening BTW claim park.Maaswaard € 288.000
• Voorziening Woonwagenlocaties € 744.000
• Voorziening Jeugd € 400.000.
• Voorziening Campus Greenport € 327.000

Voor een verdere toelichting op de reserves en voorzieningen wordt verwezen naar het (digitale) bijlagen boek Reserves en Voorzieningen.

Per saldo is er sprake van een daling van € 9.949.000 welke wordt veroorzaakt door de reguliere aflossingen 2021.

De totale rentejaarlast voor de vaste schulden groter dan één jaar bedraagt € 9.364.000.

De kortlopende schulden zijn per balansdatum toegenomen met € 6.094.000. Dit komt voornamelijk door een toename van het crediteurensaldo.

Nog te betalen kosten
Per balansdatum is de boekwaarde € 5.354.000. In 2021 zijn de nog te betalen kosten per saldo afgenomen met € 306.000.

Vooruit ontvangen bedragen van Europese, Rijks of Nederlandse overheidslichamen
In onderstaande tabel is een uitsplitsing naar Europese, Rijks-, overige overheden en overige vooruit ontvangen bedragen gemaakt.

De restantbedragen van de gewaarborgde geldleningen aan het einde van 2021 bedragen € 386.723.000. Een specificatie is opgenomen in bijlage V.
In lijn met de voorgaande jaren wordt onder de balans buiten de balanstelling als totaalbedrag opgenomen de gewaarborgde geldleningen en waarborgen die de waarborgfondsen Waarborgfonds Eigen Woning (WEW) en Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) hebben afgegeven op Venloos grondgebied. Voor wat betreft de waarborgen m.b.t. de waarborgfondsen betreffen dit brutobedragen welke hoger zijn dan het werkelijke risicobedrag voor de gemeente Venlo. De gemeente kan als achtervanger worden aangesproken om renteloze leningen te verstrekken aan de waarborgfondsen indien die in liquiditeitsproblemen komen. Bij de verdeling van de renteloze leningen over Rijk en gemeenten worden de in Bijlage V gepresenteerde bedragen als verdeelsleutel gehanteerd. In opdracht van de Minister voor Wonen ontwikkelt de VNG een methodiek ten aanzien van de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat.

Bovenstaande tabel geeft het gemiddelde kwartaalsaldo van de liquide middelen ten opzichte van het drempelbedrag weer. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury zijn de risico’s in sterke mate beperkt door de verankering van het schatkistbankieren in de Wet Fido. Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden verplicht worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Uitgezonderd hierop zijn de middelen onder het drempelbedrag. Dit betreft 0,75% van het begrotingstotaal en is ingesteld om voldoende saldo aan te houden voor het dagelijks betalingsverkeer. Vanaf het 3e kwartaal (1 juli 2021) is dit verhoogd naar 2%. Bovenstaande tabel geeft het gemiddelde kwartaalsaldo van de liquide middelen ten opzichte van het drempelbedrag weer. In 2021 is het drempelbedrag niet overschreden. In alle kwartalen zijn de niet in 's Rijks afgestorte middelen ruim beneden het drempelbedrag gebleven.